Augustinus van Hippo

Aurelius Augustinus (Thagaste, 13 november 354 – Hippo, 28 augustus 430) was bisschop van Hippo, theoloog, filosoof en kerkvader.

Leven

Augustinus leefde van 354 tot 430. Hij kwam ter wereld en stierf in de toenmalige gekerstende West-Romeinse provincie Africa, tegenwoordig noord-oost Algerije en noord-Tunesië. Hij werd geboren in het provinciestadje Thagaste (het tegenwoordige Souk-Ahras) als zoon van een heidense (niet-christelijke) vader en een vrome christelijke moeder die Monica heette. Hij overleed in Hippo Regius (het tegenwoordige Annaba), waar hij van 396 tot zijn dood bisschop was.

Zijn ouders waren onbemiddeld maar zagen desondanks kans hem de beste opvoeding van die tijd te geven. Augustinus genoot lager en voorbereidend hoger onderwijs in Thagaste en Madaura. Na de vroege dood van zijn vader liet moeder Monica (financieel gesteund door anderen) hem studeren aan wat wij tegenwoordig de universiteit noemen. In 375, dus op 21-jarige leeftijd, werd hij leraar in zijn geboorteplaats en het jaar daarop vestigde hij zich in Carthago als leraar in de retorica. Vermoedelijk in 383 verhuisde hij naar Rome, waarna hij in 384 tot hoogleraar retorica aan de universiteit van Milaan werd benoemd. In 386 bekeerde hij zich tot het christendom en werd met Pasen in 387 door Ambrosius, de bisschop van Milaan, gedoopt. Hierna keerde hij terug naar zijn geboorteplaats in Africa, tijdens welke reis zijn moeder Monica in Ostia overleed. Na zich in Thagaste een paar jaar in stilte met bijbelstudie te hebben beziggehouden, wordt Augustinus in 391 half tegen zijn wil tot priester en vier jaar later (dus in 395) tot medebisschop (met het recht van opvolging van de bisschop van Hippo Regius) gewijd. Van 396 tot zijn dood in 430 was hij bisschop van de Kerk van Hippo Regius. Ook in die functie bleef hij een sober kloosterleven leiden in zijn bisschoppelijke woning. Augustinus stierf in 430 tijdens het beleg van en vlak voor de inname van Hippo door de Vandalen. Volgens de overlevering moedigde hij de bewoners van Hippo aan om zich te verzetten tegen de Vandalen, vooral omdat de Vandalen een Ariaanse variant van het christendom aanhingen, die Augustinus als ketters beschouwde.

Tot verdriet van zijn moeder Monica leidde Augustinus tijdens zijn jonge jaren aanvankelijk een in christelijke ogen losbandig leven. Na kennismaking met het werk van de Romeinse filosoof Cicero besloot hij filosofie te gaan studeren op zoek naar de waarheid, met name over een zuiver Godsbegrip in relatie tot de oorsprong van het kwaad. Aanvankelijk meende hij deze waarheid te vinden in het Manicheïsme. Deze christelijke (na zijn bekering door Augustinus heftig als ketters bestreden) stroming ging uit van de rationele dualistische gedachte dat er naast God als het hoogste Goed een afzonderlijke entiteit Kwaad bestond. Zodoende kon God de Schepper niet als oorspong van het Kwaad en de zonde worden beschouwd (het probleem van de theodicee). Goed en Kwaad streden als gelijkwaardige partijen tegen elkaar. Vanaf 376 was Augustinus gedurende tien jaar lid van de 'kerkelijke' gemeente van de Manicheërs. Onder invloed van Ambrosius keerde hij zich af van het Manicheïsme. In het neo-platonisme, met name bij Plotinus vond hij een beter antwoord op de vraag "waar komt het Kwaad vandaan?" Het Kwaad was, zo zag Augustinus het toen, een beroving van het goede; geen op zichzelf staande entiteit, maar de verkeerdheid van de menselijke wil die zich van God heeft afgewend. Op basis van dit inzicht besloot Augustinus zich tot het christendom te bekeren.

Als priester en bisschop werd Augustinus een gerenomeerd predikant (er zijn bijna zeshonderd preken van hem overgeleverd, naar schatting 10% van het totale aantal preken dat hij heeft gehouden). Een groot deel van zijn predikend leven besteedde hij aan de bestrijding van de aanhangers van met name de andersdenkende (ketterse) stromingen van het manicheïsme, het donatisme en het pelagianisme.

Geschriften

Augustinus was een uitermate productief schrijver. Op zijn naam staan onder meer preken, traktaten, verhandelingen, brieven, bijbelcommentaren, dogmatische, filosofische en theologische teksten, een autobiografisch werk en zelfs een gedicht. Zijn werk Belijdenissen (Confessiones) wordt gezien als een vroege vorm van autobiografie, maar dan autobiografie van een bepaald type: hij schrijft over de periode van zijn verwekking tot zijn toenmalige leeftijd (ongeveer 50) en over de ontwikkeling van zijn relatie tot God. In het achtste boek beschrijft hij het spectaculaire bekeringsproces dat hij had ondergaan, en dat in 386 in Milaan zijn voltooiing bereikte in de beroemde "tolle, lege"-scène. Kort hierop zou hij afstand doen van zijn maatschappelijke functie en zich (door Ambrosius) laten dopen. Hij eindigt het boek met een uitgebreide beschouwing van het bijbelboek Genesis waarin hij uitlegt hoe de tekst geïnterpreteerd kan worden. Zijn psychologisch bewustzijn en zelfanalyse maken ook in onze tijd nog indruk op lezers.

Aan het eind van zijn leven (vermoedelijk in de periode van 426 tot 428) las Augustinus al zijn werk in chronologische volgorde nog eens door. In zijn boek Nalezingen (Retractationes) gaf hij aan wat hij liever anders gezegd zou hebben. Dit boek geeft de lezer niet alleen een opmerkelijk beeld van de ontwikkeling van Augustinus' visie, maar ook van zijn ruimhartigheid en zijn warsheid van verstarring.

Augustinus en de joden

Augustinus ontwikkelde een uiterst genuanceerd beeld van de joden. De joden bezaten datgene wat men later het Oude Testament noemde, de christenen hadden het Nieuwe Testament. In Augustinus' ogen was het Nieuwe Testament de vervulling van het Oude Testament, dat als de belofte kan worden gezien. Jezus Christus is de nieuwe Adam, Maria de nieuwe Eva. Volgens die visie zijn de joden de noodzakelijke wegbereiders van het christendom. Augustinus gaat dan ook vol respect met hen om. Samen met de heidenen vormen ze het fundament van het christendom, dat voortkomt uit joden en heidenen die zijn als twee muren die uit twee verschillende richtingen bij elkaar komen in één hoeksteen, Christus.

In verschillende geschriften laat Augustinus zich over de joden uit. Meestal presenteert hij hen als (al te) getrouwe navolgers van de wet: ze nemen alles naar de letter, hoewel naar de Geest volgens Augustinus beter zou zijn. Dat is wat de christenen doen.

"De letter doodt, maar de Geest maakt levend", zegt de apostel Paulus. Degenen die naar de letter leven en de (heilige) Geest geen kans geven, houden het oude (de oude mens) in stand en maken geen ruimte voor het nieuwe (de nieuwe mens).

Augustinus werkt het "contrast" joden-christenen niet zozeer uit omwille van de verhouding tussen joden en christenen op zichzelf, als wel omdat hij de joden een voorbeeldfunctie wil toekennen. Hij gebruikt de gebondenheid van de joden aan de letter om de positie van verschillende heterodoxe stromingen onder de aandacht te brengen.

Invloed als theoloog en denker

Augustinus blijft een centrale figuur, zowel binnen het christendom als binnen de geschiedenis van het westerse denken. Zelf was hij beïnvloed door verschillende filosofische stromingen: Plato en het neo-platonisme, het scepticisme, de Academie en de Stoa. De kracht van Augustinus lag in het feit dat hij nauwelijks werd beïnvloed door de Griekse christelijke denkers en zodoende zelf op creatieve wijze naar oplossingen zocht. In verschillende opzichten was hij een autodidact.

Van groot belang is zijn vroege en invloedrijke schrijven over de menselijke wil, een centraal onderwerp in de ethiek. Later zouden filosofen als Arthur Schopenhauer en Friedrich Nietzsche hier verder over gaan.

Latere theologen, zoals Thomas van Aquino, Johannes Calvijn en Cornelius Jansen, zijn sterk beïnvloed door het werk van Augustinus. De 16e eeuwse reformatie, in gang gezet door Maarten Luther, zelf augustijn, Calvijn en Huldrych Zwingli is gevormd op grond van Augustinus' denken. In hun leer over zonde en genade grepen deze reformatoren weer geheel terug op Augustinus.

Augustinus wordt door katholieken als heilige vereerd. Zijn feestdag is 28 augustus, de dag waarop hij in 430 te Hippo stierf. Hij is de beschermheilige van onder andere brouwers, drukkers, theologen en een aantal steden en bisdommen.

Eén van Augustinus' brieven en enkele andere geschriften zijn in het christelijke kloosterwezen gebruikt als kloosterregel. Soms werd de brief als de regel beschouwd, bij andere orden weer een van de andere geschriften. Midden dertiende eeuw werd de Regel van Augustinus verplicht gesteld als regel voor nieuwe kloosterorden. Deze orden werkten hun specifieke verdere regels uit in constituties, zoals ook de Benedictijnen dit al eeuwenlang deden ter aanvulling op de regel van Benedictus.

Citaat

Een bekend citaat uit zijn beroemde werk De Civitate Dei (IV, 4) luidt: "Remota iustitia quid sunt regna nisi magna latrocinia?" (Latijn voor: Wanneer de gerechtigheid opzij geschoven is, wat zijn koninkrijken anders dan grote roversbenden?).

Een ander bekend citaat luidt: "Voor God is niets veraf of langdurig. Wil je, dat voor jouw niets veraf of langdurig is, voeg je dan bij God, want daar zijn duizend jaar als de dag van heden" - Augustinus, Enarratio in Psalmum 36, Sermo 1, n. 3 (PL 36, 357)

Bibliografie

  • Confessiones (Belijdenissen) – autobiografische bespiegelingen
  • De civitate Dei (Over de stad van God)
  • De magistro (Over de Meester)
  • De Trinitate (Over de Drie-eenheid) – vijfdelig hoofdwerk
    • T.J. van Bavel, Augustinus van Hippo, Over de Drie-eenheid (De Trinitate), Peeters Leuven 2005 – inleiding en vertaling
  • De doctrina christiana (Wat betekent de bijbel?)
  • Psalmus contra partem Donati Psalm tegen de Donatisten (Bezorgd, vertaald en toegelicht door Vincent Hunink).
  • Over het gelukkige leven Vertaald door Rein Ferwerda
  • Sermones ad populum (Preken voor het volk)
    • Joost van Neer, Martijn Schrama en Anke Tigchelaar, Aurelius Augustinus, Van aangezicht tot aangezicht, Preken over teksten uit het evangelie volgens Matteüs (Sermones de scripturis 51–94), Ambo Amsterdam 2004 – inleiding en vertaling
    • Joost van Neer, Martijn Schrama, Anke Tigchelaar en Paul Wammes, Aurelius Augustinus, Als licht in het hart, Preken voor het liturgisch jaar, Ambo Amsterdam 1996